Terug

Personen- en familierechtblog afl. 1

Aflevering 1: 5 augustus 2020

Tekst gaat verder onder de afbeelding

BEHOEDZAAM MET ALIMENTATIE

Op 19 juni 2020 moest de Hoge Raad uitspraak doen in een lastige kwestie over partneralimentatie. De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest; het huwelijk is in 2017 ontbonden. Bij beschikking van februari 2018 is door de rechtbank een bedrag aan partneralimentatie bepaald. De man vordert in hoger beroep dat de partneralimentatie op nihil moet worden gesteld, omdat naar zijn mening de vrouw in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft gesteld dat haar verdiencapaciteit beperkt is wegens haar psychische gesteldheid. Het hof oordeelde dat de partneralimentatie moest aflopen, en dat de vrouw geacht werd in staat te zijn om met ingang van 1 september 2019 een inkomen te verdienen waarmee zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Ook werd geoordeeld dat de vrouw – die een verklaring van de bedrijfsarts had overgelegd dat de vrouw volledig arbeidsongeschikt was in 2017 – geen stukken had ingebracht waaruit zou blijken dat zij wegens haar psychische gesteldheid niet tot werken in staat zou zijn. De in de tussentijd teveel betaalde partneralimentatie zou in onderling overleg middels een redelijke en billijke regeling moeten worden terugbetaald, aldus het hof.

In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat het oordeel dat de vrouw weer in haar eigen levensonderhoud zou kunnen voorzien ontoereikend gemotiveerd was. Er lag een verklaring van de bedrijfsarts, maar er was geen andere medische informatie waarop het hof dit motiveerde, althans dat bleek niet uit het arrest. Op dat punt moet dus uitvoeriger onderzoek worden gedaan.

Lastiger werd het bij de terugbetalingsverplichting. Op het moment was de partneralimentatie het enige inkomen, en de vrouw had die gewoon gebruikt zonder rekening te houden met een zo forse verlaging. Wat zijn de regels voor het bepalen van de ingangsdatum van een (gewijzigde) onderhoudsverplichting? De Hoge Raad legt de vaste rechtspraak daarover nog eens uit; kernpunt is dat de rechter daarmee behoedzaam moet omgaan. Dat geldt zeker als terugbetaling ingrijpende gevolgen heeft, en dit is (vooral) ook van toepassing in hoger beroep. Terugbetaling van hetgeen voor levensonderhoud reeds is uitgegeven gaat ver; de rechter zal ook hiervan rekenschap moeten geven. Behoedzaamheid en redelijkheid, los van wat partijen in het geding brengen. En dan nog moet het oordeel over terugbetaling (zeer) goed worden gemotiveerd. Een duidelijke rol voor de behoedzame rechter, dus.


Jac Rinkes

HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1081


Geplaatst op: 02-02-2021
Geschreven door: Jac Rinkes